Samen met jongste ben ik op weg naar een dorpje even verderop.
De weilanden zien er prachtig uit. De pinkster-en paardenbloemen bloeien uitbundig.
Tussen de fleurige bloemen zien wij ineens een schaap liggen met haar pootjes
omhoog. Zo gaat dat schaap dood roepen wij tegelijk. Vliegensvlug parkeer ik de auto in de berm en spring met jongste uit
de auto. Wij rennen richting het weiland om het schaap weer op zijn pootjes te
zetten. Het hek is afgesloten met een ketting zodat we moeten klimmen. We
hebben nu niet de meest handige kleding aan en elke seconde telt denken wij. We
klimmen heel voorzichtig over het eerste draad en komen in niemandsland. Nu nog
over het schrikdraad zonder een optater te krijgen.
Het doet me denken aan Cato, een oud collega waar ik mee
in de ziekenhuisapotheek heb gewerkt. Een vrijgezelle dame van rond de 45 die
hield van de bloemetjes en de bijtjes. Regelmatig redde ze onderweg naar het
ziekenhuis dierenlevens. Spinnetjes worden altijd door haar naar buiten gebracht. Boeren werden bij onraad door haar gewaarschuwd.
Als het even kon ging ze zelf aan de slag. Dat ging niet altijd zonder slag of
stoot. Zo kwam het dat Cato op een winterse dag niet op tijd kwam opdagen. Onderweg zag ze een schaap liggen met de
pootjes omhoog en die moest eerst gered worden.
Ze zette de auto aan de kant en klom over het hek en liep het weiland in. Dichterbij gekomen zag ze dat er tussen haar en het schaap nog een sloot zat. Geen probleem, Cato nam een sprong maar kwam midden in de sloot terecht. Nadat ze het schaap weer op haar vier pootjes had gezet nam ze dezelfde route door de sloot terug naar de auto. Nat en vies was ze toch al. Ruim een half uur later dan normaal kwam Cato soppend in haar schoenen de apotheek binnen wandelen. Een spoor van modder voetstappen achterlatend vanaf de hoofdingang naar de tweede verdieping. Verbaasd kijken wij naar haar verschijning, een verzopen kat met de slierten drek langs haar gezicht. We zien het helemaal voor ons, Cato te spartelen in de sloot.
Ze zette de auto aan de kant en klom over het hek en liep het weiland in. Dichterbij gekomen zag ze dat er tussen haar en het schaap nog een sloot zat. Geen probleem, Cato nam een sprong maar kwam midden in de sloot terecht. Nadat ze het schaap weer op haar vier pootjes had gezet nam ze dezelfde route door de sloot terug naar de auto. Nat en vies was ze toch al. Ruim een half uur later dan normaal kwam Cato soppend in haar schoenen de apotheek binnen wandelen. Een spoor van modder voetstappen achterlatend vanaf de hoofdingang naar de tweede verdieping. Verbaasd kijken wij naar haar verschijning, een verzopen kat met de slierten drek langs haar gezicht. We zien het helemaal voor ons, Cato te spartelen in de sloot.
Jongste en ik kijken angstig naar het schrikdraad. Heel
voorzichtig zoeken we een plekje waar we het draad veilig kunnen vast pakken. We
tillen ons been zo hoog mogelijk op om er schokloos over heen te stappen. De
schapen kijken niet op of om. Het schaap met de pootjes omhoog ruikt onraad. Er
zijn twee onervaren boerinnetjes met de beste wil van de wereld in aantocht. Haar
zware wollijf schud ze heen en weer en ineens staat ze weer op haar 4 pootjes.
Langzaam gaan onze benen weer naar beneden. We klimmen lachend terug over het eerste draad. Op
een paar natte schoenen na, door het hoge gras, ziet niemand iets van onze mislukte reddingsactie.
Schaapachtig worden we na gekeken door een weiland vol schapen.
Later M@rina!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten